[ Vorige ] [ Volgende ]

Het lichaam is langwerpig-elliptisch met gelijkvormige vleugels die als een dakje over het lichaam worden gelegd. Hun lichaam is zwart met helderrode vlekken op de vleugels. Ze kunnen goed vliegen maar bij gevaar springen ze eerder weg. Volwassen dieren en larven voeden zich via hun zuigsnuit met plantensappen. Het vrouwtje legt eieren in bastspleten, waar ze overwinteren. In het voorjaar komen de larven uit. Hun ontwikkeling met meer dan 5 vervellingen vindt ondergronds plaats, waar ze zich voeden met plantenwortels. In de vroege zomer is deze soort te vinden in weelderig grasland, lage begroeiing en in hooi- en weilanden, bij voorkeur op zure bodems.

Tekstbron: Dieren en plantengids voor onderweg  © Uitgeversmaatschappij Tirion NL